Selecteer een pagina

De mondelinge behandeling, rooksignalen of rookgordijnen?

door 29-12-2015 De advocaat en zijn cliënt, Geen categorie

De belangrijkste vraag die de cliënt na een zitting altijd heeft is: “hoe ging het?” Met die vraag wordt bedoeld: “hoe gaat het voor mij aflopen?” Ik heb tien jaar ervaring in het beantwoorden van die vraag. Maar steeds meer blijkt dit een vraag die zich eigenlijk niet laat beantwoorden. Ik twijfel zelfs of ik, als ik na een zitting die heel goed ging naar buiten loop, niet tegen de cliënt moet zeggen dat ik er een hard hoofd in heb. Ligt dat aan mij? Begrijp ik de signalen niet, of niet meer? Wordt er soms een rookgordijn opgetrokken waar advocaten niet doorheen kunnen kijken? Of legitimeert de rechter de komende negatieve uitspraak voor de ene partij, door het de andere partij ter zitting heel lastig te maken? Ik weet het niet, maar meen toch een kentering te ontwaren in de voorspelbaarheid van de uitspraak op basis van de gang van zaken op de mondelinge behandeling.

Binnen en buiten de context van de zitting informeer je de cliënt voortdurend over zijn kansen en risico’s. Dat hoort bij het vak. Je wijst erop dat de vordering mogelijk is verjaard, dat er problemen zijn te verwachten met de opeisbaarheid, of dat de rechter de gedragingen als onrechtmatig kan kwalificeren. Als je je vak verstaat, is het niet moeilijk deze inschattingen te maken. Zo bereid je je cliënt voor op tegenslagen, en stel je hem in staat afgewogen beslissingen te nemen. Maar 100% voorspellen hoe de zaak afloopt, dat is niet mogelijk. Het is nu eenmaal een van de onzekerheden die bij procederen hoort. Maar de laatste tijd merk ik dat die onzekerheid is toegenomen. Want ondanks de inschatting die je al van een zaak hebt gemaakt, kunnen zittingen een fors rookgordijn opwerpen. Soms stuurt de rechter heel sterk aan op een schikking waarmee je cliënt enorm gebaat zou zijn. Soms juist krijg je op de zitting het gevoel een verloren zaak te bepleiten, als de rechter allerlei zaken aansnijdt die tussen partijen niet (meer) in geschil zijn. Je bent dan geneigd te denken dat de rechter hiermee al iets van de te verwachten uitkomst prijsgeeft. En terwijl dat bij pilots zoals de schikkingscomparitie in hoger beroep steeds meer het geval is, lijkt het tijdens normale zittingen steeds minder het geval.

Er zijn (ondanks de sterke bezuinigingen op de rechtspraak) nog altijd 11 rechtbanken, 4 hoven en een Hoge Raad. Deze rechtsprekende instanties behandelen jaarlijks circa 1,8 miljoen zaken. Daarbij kennen de kamers een wisselende samenstelling, en zijn er ook alleensprekende rechters. Sommige rechters zijn innovatiever en andere zijn strenger. Soms motiveren zij hun uitspraken heel uitvoerig. Soms wat minder. Soms lees je in de uitspraak wat de rechter er werkelijk – persoonlijk – van vond (of denk je dat te lezen). Riskeert hij wellicht een vernietiging in hoger beroep, in zijn poging juist met deze uitspraak bij te dragen aan de rechtsontwikkeling. En soms volgt de rechter heel zorgvuldig de bestaande rechtspraak, en blijkt de uitkomst al in de lijn der verwachting te liggen. Het is dus niet verrassend dat naar aanleiding van de zitting niet altijd te voorspellen is hoe een zaak afloopt. Het probleem is helaas wél dat na de mondelinge behandeling vaak vonnis of arrest wordt gewezen. Voor je cliënt eindigt de procedure dus met een bepaald gevoel, dat gebaseerd is op de gang van zaken tijdens de zitting. En dat kan onterecht zijn. Want het vonnis kan ondanks de positieve zitting, aansluiten bij die eerdere risico-inschatting. Of de vreselijke mondelinge behandeling verpest het kerstdiner, om maanden later uit te monden in een klinkende overwinning.

De vraag:”hoe ging het?” is dus eigenlijk niet te beantwoorden op basis van een zitting. Misschien moet het antwoord zijn: “dat hoor je morgen van me”. Dan kun je het dossier nog eens nakijken, de rookgordijnen van de mondelinge behandeling laten opklaren, en met je eerdere gedachten over de zaak in het hoofd, nog eens zeer gebalanceerd adviseren. Maar daar zit een cliënt niet op te wachten als hij je die vraag stelt. Hij wil het meteen weten, wil je gevoel horen, in plaats van een disclaimer.

Ook kun je empirisch onderzoek doen en werken op basis van resultaten uit het verleden. Je kunt bijvoorbeeld bijhouden welke rechters en welke kamers bepaalde zaken behandelen, en dat gebeurt ook. Dat komt de rechtszekerheid een beetje ten goede. Je kunt op die manier de lijn in de rechtspraak van verschillende rechters herkennen. Wat naar mijn weten minder gebeurt, is het bijhouden van lijstjes waarin de gang van zaken tijdens de zitting wordt vergeleken met de uitkomst van de procedure. En na een aantal uitspraken die ook objectief beschouwd, naar aanleiding van de zitting niet te voorspellen waren, ga ik daar maar eens mee beginnen. Eind 2016 zal ik mijn bevindingen bekend maken. Ik ben reuze benieuwd of het handboek rechter op dit punt aanwijzingen bevat, maar daar zal ik voorlopig wel niet achter komen. Wie weet komt dat nog ooit. En tot die tijd zal ik de vraag van mijn cliënt direct en eerlijk beantwoorden, en gelijktijdig voorzien van een disclaimer. De eeuwige gulden middenweg.

Rieneke Reijnen