Selecteer een pagina

Ontvanger/Roelofsen revisited?

door 20-06-2014 Bestuurdersaansprakelijkheid

Rechtbank Den Haag 28 mei 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:6889

Aansprakelijke partij gezocht

Als een schuldeiser onbetaald blijft en zijn contractuele wederpartij geen verhaal biedt, zal hij op zoek gaan naar andere partijen om zijn vordering op te verhalen.

In beginsel is slechts de vennootschap aansprakelijk voor de voldoening van haar schulden. In uitzonderingsgevallen kan ook de bestuurder in privé worden aangesproken. Daarvan kan sprake zijn indien aan hem een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt van handelingen van de vennootschap. Daarvan is in ieder geval sprake indien kan worden vastgesteld dat de bestuurder wist of behoorde te weten dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelswijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben:

(i) dat de rechtspersoon daardoor haar bestaande verplichtingen niet zal kunnen nakomen; en
(ii) dat de rechtspersoon de crediteuren ook geen verhaal zal bieden.

(HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 (Ontvanger/Roelofsen))

De verdwenen bedrijfsauto’s

In een geval dat werd voorgelegd aan de rechtbank Den Haag, ging het om een aannemingsbedrijf dat in 2012 een overkoepelend leasecontract had gesloten met een leasemaatschappij en later individuele autoleasecontracten. In april 2013 verkocht de bestuurder/enig aandeelhouder (“DGA”) zijn aandelen in het aannemingsbedrijf voor €1 aan zijn broer. In juni 2013 hield de vennootschap op de leasetermijnen te voldoen. De broer verkocht de aandelen in augustus 2013 door aan een dame in Albanië en broer en dame werden samen zelfstandig bevoegd bestuurder.  Het aannemingsbedrijf werd vervolgens leeggehaald, de leaseauto’s verkocht en de vennootschap werd daarna failliet verklaard.

De leasemaatschappij stelde de voormalig DGA aansprakelijk voor haar schade. Volgens de leasemaatschappij was de broer een recidiverend faillissementsfraudeur en was dit uit de openbare faillissementsverslagen van – door diens toedoen – gefailleerde ondernemingen, ook kenbaar. De voormalig DGA wist dus, of moest weten, dat de aandelenoverdracht aan zijn broer zeer risicovol was.

De processtrategie van de voormalig DGA lijkt te hebben ingehouden dat hij zich volledig distantieerde van het bestuur over de vennootschap, zodat hem ter zake daarvan geen verwijt kon worden gemaakt. Al maanden had hij geen bemoeienis meer gehad met de vennootschap, die in feite al voor de overdracht door zijn broer werd bestuurd, met wie hij in onmin leefde.

Persoonlijk ernstig verwijt aan de DGA

Die strategie keerde zich  tegen de voormalig DGA. De rechtbank oordeelt het onzorgvuldig jegens contractspartijen zoals de leasemaatschappij om het beheer van de vennootschap volledig uit handen te geven. De bestuurder had geen inzicht in de financiële stand van zaken (die niet zo best zal zijn geweest, vide de koopprijs van €1 voor de aandelen) maar ging wel verplichtingen aan, zoals individuele leasecontracten. Daarvan – zich niet ervan vergewissen óf de vennootschap haar verplichtingen zou kunnen nakomen – valt de bestuurder volgens de rechtbank een voldoende persoonlijk verwijt te maken. Dit terwijl de leasemaatschappij juist het aangaan van het koopcontract met de broer – die kenbaar risicovol zakenpartner was – aan de vordering ten grondslag had gelegd. (Rechtbank Den Haag 28 mei 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:6889).

Juiste toets gehanteerd?

Ik vraag me af of dit oordeel wel juist is. De rechtbank heeft niet vastgesteld of de bestuurder wist of behoorde te weten dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou voldoen, en ook geen verhaal zou bieden, op het moment dat…. Op welk moment eigenlijk? Wat is hier de aangevallen gedraging? Het verkopen van de aandelen voor €1? Dat deed de voormalig DGA als aandeelhouder. Het aangaan van de leasecontracten? Daarvan stelt de rechtbank niet vast wanneer die zijn gesloten. Het leeghalen van de vennootschap? Dat deed de broer. Het lijkt er echter toch op dat de rechtbank de voormalig DGA ernstig verwijt dat hij contracten is aangegaan (wanneer?) terwijl hij niet wist hoe de vennootschap er financieel voorstond.

De rechtbank nam de hiervoor geciteerde Ontvanger/Roelofsen norm als uitgangspunt voor de beoordeling van de aansprakelijkheid. Daarbij gaat het om het bewerkstelligen of toelaten van een handelswijze van de vennootschap waardoor (bestaande) crediteuren benadeeld worden. In het arrest waarin die norm is gegeven, sauveerde de Hoge Raad echter het (impliciete) oordeel van het hof dat het “op de koop toe nemen” van het onbetaald blijven van belastingaanslagen niet een voldoende ernstig persoonlijk verwijt aan de bestuurder oplevert. En in het kader van deze norm lijkt de rechtbank de voormalig DGA juist dát te verwijten.

Hoger beroep zinvol?

Als ik de advocaat was van de voormalig DGA, zou ik nog wel het een en ander willen inbrengen tegen dit vonnis. Of appel uiteindelijk zinvol is voor de voormalig bestuurder, valt echter te bezien. In hoger beroep kunnen partijen de hele procedure nog eens over doen. De bestuurder had in eerste aanleg gesteld dat de koopprijs van €1 tot stand was gekomen door verrekening van vorderingen, en dus niet gerelateerd was aan de waarde van de onderneming. Dit zou een valide punt kunnen zijn, mede afhankelijk van de omvang van die verrekende vorderingen. Is dat niet het geval, dan kan het hof de zaak mogelijk afdoen op grond van de zogenoemde Beklamel-norm en is de bestuurder  aansprakelijk indien hij – toen hij namens de vennootschap de leasecontracten aanging – wist of behoorde te weten dat de vennootschap haar daaruit voortvloeiende verplichtingen niet kon nakomen en ook geen verhaal zou bieden (HR 06-10-1989, NJ 1990, 286 (Beklamel)).

Rieneke Reijnen